soldaat F.M. Hermans
Gedurende de periode van 1939 - 1945 was soldaat F.M. Hermans vier en een half jaar van huis en moest zoveel avonturen beleven en gevaren trotseren dat hijzelf nauwelijks kan geloven dat een menselijke sterveling zoiets kan doorstaan. KUURNE - 22/24 LEIE 1940.
Na een rampzalige en uitputtende terugtocht vanuit Moulin-sur-Fléron (verdedigingsgordel bij de Duitse grens), via Liège, Hannut, Namur werd eindelijk Beernem bereikt, waar Majoor Cassart een inspectie hield om de strijdvaardigheid van het 1ste bataljon te kunnen beoordelen. Het resultaat was catastrofaal. Van de oorspronkelijke ongeveer 1000 manschappen bleven er nog ongeveer 600 over, waarvan het merendeel niet meer uitgerust was om een gevecht aan te gaan. Vermoeidheid en uitputting ingevolge de dodenmars gedurende een tiental dagen zonder behoorlijk voedsel of normale slaapgelegenheid waren op de gezichten te lezen. De moraal brandde op een zeer laag pitje terwijl het merendeel van de wapens en munitie verloren gegaan waren.
Tijdens de terugtocht op Liège en bij de stad zelf werden achterblijvers reeds gevangengenomen door de Duitsers, die met een groot aantal tanks ten noorden van de stad de Maas hadden kunnen oversteken, terwijl sommigen het voor bekeken hielden en er de voorkeur aan gaven direct naar huis te keren. Vanaf Liège naar Namur was het een ware afvallingstocht geweest. De rangen waren niet meer aangesloten en het bataljon begon een elastische lengte van enkele kilometers te krijgen. Door de vermoeidheid liet men zich eenvoudig achterover op de weg vallen om een tijdje te kunnen uitrusten om dan weer trachten aan te sluiten. Zowel oversten als soldaten liepen erbij als afstervende wezens en sloofden zich af om een doel te bereiken dat voor eenieder nog een mysterie was. Al het overtollige gewicht werd achtergelaten. Alhoewel vertrokken met nieuwe marsschoenen hadden de meesten de hielen volledig afgelopen door de slepende gang. Bij gebrek aan een veldkeuken, die wij gedurende de eerste dagen reeds hadden verloren, en enige normale bevoorrading bleef er niets anders over dan in de verlaten huizen, winkels en boerderijen binnen te gaan op zoek naar eetbare zaken. Zelfs rauwe eieren en achtergelaten voedselrestanten waren zeer welkom en smaakten als een lekkernij.
Te Beernem werd radeloos getracht om in een minimum van tijd te herbewapenen, te reorganiseren en de moraal op te peppen door wat stevig voedsel en drank te verschaffen. Uiteindelijk zou dan het 12e linieregiment terug kunnen worden ingezet met een effectief van ongeveer 2000 manschappen, t.t.z. iets meer dan de helft van het normale aantal en voorzien van een minimum aan wapens en munitie. Tot dan hadden wij nauwelijks enige ernstige informatie verkregen, maar thans werd officieel medegedeeld, dat wij bestemd werden om de Leie te verdedigen om de terugtrekking en opstelling van de Franse en Engelse troepen, die wij praktisch nog niet gezien hadden, te dekken en positie te nemen tegenover de Duitsers, die langs de Ardennen en Noord-Frankrijk waren doorgebroken. Wat het eigenlijke opzet en het te bereiken doel geweest zijn, is voor mij steeds een militair raadsel gebleven.
Op 22 mei 1940 was dan het moment gekomen om naar de Leie af te zakken. Een nadere omschrijving van de juiste bestemming bleef uit, zodat wij uiteindelijk onverwachts te Kuurne belandden zonder het zelf te beseffen. Alleen door aanduidingen en toevallige kontakten met vluchtelingen kwamen wij te weten dat wij ons in Kuurne bevonden. Ik had nog nooit over deze gemeente gehoord, had ook geen besef over oppervlakte of bevolkingscijfer, wel wist ik vanop school dat Harelbeke voor tabaksteelt, Kortrijk voor textielindustrie en de Leie voor vlasteelt befaamd waren. En daar moest Kuurne ergens liggen met het risico thans zijn vredige en landelijke sfeer te moeten prijsgeven ingevolge een ondoordachte en zinloze oorlog, die zeker had kunnen vermeden worden indien de politieke leiders van toen de moed en verantwoordelijkheidszin hadden willen opbrengen met Duitsland nieuwe akkoorden af te sluiten, waardoor het wrakkige verdrag van Versailles zou komen te vervallen.
In 1919/1920 besefte ieder weldenkend burger reeds dat dit wrede verdrag alleen maar tot een nieuwe wraakoorlog zou kunnen leiden indien er niet tot nieuwe dialoog en versoepeling tegenover Duitsland werd overgegaan.
Van Kuurne zelf hebben wij niet veel te zien gekregen daar wij na een hartverscheurende preek vanwege de compagniecommandant en een onderluitenant, alsook na een verkwikkend drankje onmiddellijk de velden werden ingestuurd om stellingen uit te bouwen. Onze gevechtstroepen zouden aan de Leiekant (Roterij Cyriel Sabbe) opgesteld worden. Er werd de ganse nacht met alle mankracht gegraven om een behoorlijk systeem van loopgrachten en gevechtsputten samen te stellen. Bij het krieken van de dag begon ik mijn omgeving op te nemen om mij beter te kunnen oriënteren en ik moest tot mijn grote ontsteltenis tot het besluit komen, dat onze positie helemaal niet strookte met het boekje dat aan de basis van onze militaire opleiding lag. Ik voelde mij onbehagelijk bij het zien van al deze nabijgelegen huizen, bomen en vooral de vlasmagazijnen in de weiden, die het zicht belemmerden en wat zeker in het voordeel van de vijand zou kunnen uitdraaien. Het gevechtsterrein is volgens de bestaande theorieën niet ideaal, doch achteraf heb ik moeten vernemen dat er nauwelijks een andere keuze mogelijk was om een ononderbroken gevechtslinie in deze dichtbevolkte streek op te bouwen.
Tijdens de dag van 23 mei zagen wij de eerste troepenbewegingen van de Duitsers op de baan van Harelbeke naar Kortrijk, ongeveer 300 meter van ons verwijderd. Huizen werden door soldaten bezet, langs de baan werden mitrailleuzen en kleine kanonnen opgesteld om een aanval voor te bereiden. Er werd verder nog niets ondernomen en wijzelf hadden het bevel gekregen alleen maar in verdediging te blijven en maar in actie te treden zodra de Duitsers zouden aanvallen. Wanneer dit zon geschieden wist niemand. Men kon alleen maar gissen dat dit bij het krieken van de dag zou geschieden: morgen, overmorgen of zelfs niets want wij zaten toch in de klem en afgesneden van andere legers. Dus maar wachten en onze stellingen verbeteren.
Onbeseffend kreeg ik het idee om voor mijn gevechtsput, waarin wij ons met tweeën bevonden, de borstwering met minstens 10 cm. op de voorgeschreven maat te verhogen en een halve meter naar voren te verbreden, wat achteraf misschien wel onze kansen om te overleven leeft verhoogd, daar verschillende obussen juist voor onze neus tot ontploffing gekomen zijn en talrijke rafales uit mitrailleuzen hiermee werden opgevangen en geneutraliseerd. Wij passeren de dag met bezinnen met tussendoor een gebed, laten het verleden als een film in onze verbeelding voorbijgaan, danken aan ouders, vrienden en kennissen en vooral aan wat dat elk ogenblik zou kunnen gebeuren en waarop niemand nog enige controle zou kunnen uitoefenen. Wat mij verontrust is dat wij praktisch geen contact met de anderen hebben en dat er geen informatie tot ons doordringt. Wij hebben geen enkel idee over de macht van de vijand. Wij zien wel veel moto’s, vrachtwagens, kanonnen, materiaal en ontelbare soldaten, maar beseffen niet dat de Duitsers een overmacht van 8 tot 1 aan het opbouwen zijn om ons op een minimum van tijd in de pan te kunnen hakken.
Deze dag wordt afgesloten in alle stilte en met een overweging op morgen. Van slapen komt niets in huis. Ingevolge de spanning is ons biologisch leven in de war geraakt. Aan eten, drinken, natuurlijke behoeften wordt nauwelijks gedacht. Zelfs met mijn lotgenoot wordt praktisch niet meer gepraat want ieder zit met zijn eigen problemen opgeschroefd en tracht zijn geest enigermate tot rust te brengen. Allerlei gedachten spoken door mijn hoofd: waarom moet ik hier mijn leven op het spel zetten? Voor politieke leiders, die met de schatkist gedeserteerd zijn en het land in de steek hebben gelaten? Voor het vaderland waarvan ik met mijn 20 jaar het juiste begrip nog niet kon vatten? Voor de gemeenschap waarin ik een gelukkig leven leidde? Voor mijn ouders, vrienden en kennissen, die niet eens weten dat ik hier ben en met de vijand wordt geconfronteerd? Allemaal vragen waarop ik geen direct antwoord kan vinden. Tegenover hetgeen waar ik nu voor sta, is mijn militaire dienst en zelfs de mobilisatie maar een jeugdspel geweest. Ook de rampzalige terugtocht van de laatste weken vervaagt tot een sportieve prestatie. Thans is het menens en elk ogenblik kan beslissen over leven en dood. Ik wil verder levens opnieuw studeren, mijn maatschappelijke positie verbeteren, een gezin stichten en genieten van al wat de toekomst kan bieden. Dus komt het erop aan mijn plicht zo goed mogelijk te vervellen en de opgedane theoretische kennissen tot het uiterste te benutten om dit avontuur er zo goed mogelijk van af te brengen. Zouden die jonge Duitsers aan de andere kant van deze vredige en schilderachtige Leie er ook ze over denken? Misschien nog erger want zij zijn ver van huis op vreemde bodem en vervullen ook maar een opdracht, die hun van hogerhand wordt voorgeschoteld. Zijn zij werkelijk overtuigd dat deze oorlog nodig is en dat zij ons mogen doden om het politieke doel van hun leiders te verwezenlijken? Hoe worden zij opgehitst en hoe zullen zij zich in het gevecht gedragen? Zullen zij doden en plunderen en brandstichten en verkrachten zoals ons dit reeds zovele malen werd afgeschilderd? Of zou hun disciplinaire opleiding onder andere meer menselijke vormen tot uiting komen?
Doden blijft altijd moorden en toch besef ik thans dat hierin nog allerlei facetten zouden kunnen bestaan. Waarom werden in 1938 geen doeltreffender onderhandelingen met Duitsland gevoerd om dit ongenadige verdrag van Versailles teniet te doen of tenminste in een menselijker keurslijf te steken? Waarom werd Chamberlain figuurlijk en letterlijk geliquideerd, die dit maar al te goed besefte en reeds de duur voor verdere diplomatieke oplossingen op een kier had gezet? Waarom moest dit probleem in handen komen van oorlogsmaniakken, die hun sporen reeds vroeger verdienden? Nog eens allemaal vragen waarop ik, kleine sterveling, geen antwoord kan vinden, doch waarvoor ik eventueel zal moeten opdraaien.
Tegen de morgen stijgt de spanning en de nieuwsgierigheid wat er zou kunnen gebeuren. Er moet niet lang worden gewacht want bij het eerste morgengloren, treedt het geschut van de Duitsers in actie. Toch maar eens snel kijken om trachten iets waar te nemen over deze plotse wijziging van de toestand. Aan de overkant ven de Leie zien wij de eerste obussen inslaan. Deze naderen geweldig snel en de eerste inslagen - enkele tientallen meters voor ons - verplichten ons onder te duiken. De kogels uit mitrailleuzen nestelen zich in onze borstwering, die gelukkig hoog en dik genoeg is, en beginnen over onze hoofden te suizen. Ook het sissen van de obussen dringt tot ons door doch deze zijn niet meer voor ons doch wel voor onze kameraden achter ons bestemd. Ik begin het terrein te overzien en te schieten op alles wat maar beweegt. Vooral bij de oevers van de Leie is er veel beweging.
De Duitsers zijn tot daar genaderd en nog slechts 100 á 200 meter van ons verwijderd. Ze trachten met allerlei materiaal over de Leie te geraken doch vormen een te gemakkelijke schietschijf zodat uiteindelijk velen er de voorkeur aan geven in het water te duiken en de Leie over te zwemmen om op onze oever dekking te zoeken en zich opnieuw te reorganiseren voor een massale aanval op onze stellingen. Sommigen lopen erbij als indianen, bovenlichaam bloot, helm op het hoofd en de munitie rond hun hals. De opmars is iets onderbroken en het verwondert mij dat wij na verschillende uren gevecht de Duitsers op afstand hebben kunnen houden. Dit bevredigt mij nochtans niet 3n verontrust mij zelfs nog meer. Bijna onmerkbaar vermindert het schieten doch plotseling duiken gevechtsvliegtuigen op, die onze loopgraven overvliegen en ons uit mitrailleuzen bekogelen.
Hieraan had ik voorheen niet voldoende gedacht en ik begin onmiddellijk in de rug van onze gevechtsput een nis te graven om een betere bescherming tegen deze luchtaanvallen te bekomen. Schijnbaar wordt door de luchtmacht niet al te sterk aangedrongen en kan de verdediging terug worden opgenomen. Tegen de middag gebeurt er iets miraculeus, dat ik nooit heb kunnen vergeten en dat ik na 50 jaar nog levendig kan herinneren. Mijn geweer wordt door mitreilleuzekogels uit de hand gerukt en ik word in mijn put gesmeten. Ik denk geraakt te zijn en voel mij half-doof. Ik neem mijn helm af, tast aan mijn hoofd, onderzoek heel mijn lichaam, doch merk, geen pijn of bloed, net uitzondering van mijn defect gehoor, dat nochtans stilaan weerkeert. Den bemerk ik mijn geweer op de bodem van mijn gevechtsput. Het hout is gedeeltelijk van de loop gerukt en versplinterd. De uitleg ligt voor de hand en er volgt onmiddellijk een gebed als dank voor deze miraculeuze ontsnapping aan de dood.
Mijn wapen is nog bruikbaar doch de munitie wordt schaars, zodat er minutieus mee moet worden omgegaan, te meer daar aan herbevoorrading niet te denken valt. Zo gaat de namiddag voorbij en toch hebben zij kunnen standhouden of is het een manoeuvre van de Duitsers om hun troepen nog, verder te versterken om dan onverwacht de genadeslag toe te brengen? Achteraf is gebleken dat inderdaad de Duitsers hun overmacht tot 12 tegenover 1 hebben opgedreven. Zij zijn er ook in geslaagd enkele kleine bruggenhoofden op te bouwen, zodat gereorganiseerde troepen op onze kant van de Leie in actie kunnen treden. Juist op het ogenblik dat ik, mijn geweer opnieuw schietklaar maak en een cartouche in de loop breng, seringen twee Duitsers op mij en plaatsen hun wapen op mijn borst, zodat ik verplicht ben mij over te geven, Zij waren doorgedrongen en hadden zich verstoken achter het vlasmagazijn, dat zich direct links voor ons bevond, zodat wij ze niet konden zien. Ik had van begin af gevreesd dat dit gebouw voor ons een handicap en een gevaar zou kunnen betekenen, doch nu besef ik maar al te goed, dat dit misschien mijn redding is geweest om deze hel te overleven.
De twee Duitsers zijn woedend, sleuren mij ut hun put, rukken mijn riem met munitie en verdere uitrusting van het lijf, en roepen voortdurend "los! Los!" wijzende naar hun eigen linie over de Leie op de baan van Harelbeke naar Kortrijk. Ik vraag mij af hoe dit zal verlopen. Een spurt tegen het vuur van de vijand in met het vuur van eigen volk in de rug. Dan maar lopen zoals men ons voor een aanval had geleerd: in zigzag, vallen en kruipen en U mag mij geloven, het geschiedde heel wat strikter volgens de theoretische letter dan tijdens de oefeningen in de loop van mijn dienstplicht en de mobilisatie.
Eens de Leie gepasseerd, gaat het vlotter en beland ik in een massa gevangenen, waaronder ik niemand ken. Vanaf dat ogenblik heb ik niemand meer terug gezien van mijn gevechtsgroep of compagnie en het is slechts bij mijn terugkeer uit krijgsgevangenschap in februari 1941 dat ik vernomen heb, dat mijn vriend Jef Verhuist, ook uit het Antwerpse, tijdens de laatste uren van het gevecht in Kuurne gesneuveld is. Vanuit Kuurne begint dan opnieuw een dodenmars te voet door Brabant, Limburg, Nederlands Limburg naar Duitsland waar ik negen maanden krijgsgevangen was in Sagan, Görlitz en Jannowitz.
Na mijn terugkeer kon ik mijn werk en studies hervatten doch in 1943 werd ik gedeporteerd en kon slechts in juli 1945 naar België worden gerepatrieerd na talrijke en onnoembare avonturen. Om uit de handen van de Duitsers en de Russen te blijven, verschool ik mij tijdens de gevechten te Wien gedurende een tiental dagen in de catacomben met als enig proviand twee kilo meel en een emmer water. Niettegenstaande twee ontvluchtingen geraakte ik een derde maal
in handen van de Russen, doch na korte tijd kon ik door de Amerikanen worden bevrijd uit een kamp in Hongarije. Na uitwisseling tegen Oekraïners, die de Amerikanen in Duitsland hadden opgepikt begon vanaf Melk bij Wien een wekenlange tocht naar België, waar ik uitgeput met een gewichtsverlies van ca.30 kilo en met een blijvende invaliditeit toekwam.
Niettegenstaande alle gevaren en ellende kan de oorlog, die in feite vier en een half jaar van mijn jeugd in beslag nam, een levenservaring zijn, die heel wat wijsheid en principes in de hand werkt, doch zelfs de onovertroffen welvaart na de oorlog zal nooit het trauma kunnen wegnemen of compenseren bij diegenen die dit dolle avontuur hebben moeten meemaken. Ik heb mij nooit van de indruk kunnen ontdoen, dat wij in Kuurne een bovennatuurlijk geluk hebben gekend, daar de Duitsers dankzij hun overmacht, zowel in aantal als in modern materiaal, mits een efficiënte inzet van hun goed getrainde strijdkrachten en vooral hun ongeëvenaarde luchtmacht elke mogelijkheid hadden om het Belgische minileger met zijn povere ouderwetse uitrusting aan de Leie volledig uit te roeien. Of het een opgezet politiek of militair plan was om de schade tot een minimum te beperken, zullen wij wel nooit kunnen achterhalen.
F.M. Hermans
12de Ligne
1er Bataillon - 1er Compagnie
Classe 1939