Leieslag Kuurne - Paul Biron
Woensdag 22 Mei 1940
Wat nu volgt is het verhaal van Paul Biron, een Waals soldaat van het 12e Linie, die de strijd aan de Leie te Kuurne in alle hevigheid heeft meegemaakt.
De plaats waar deze dappere soldaat gevochten heeft, situeerde zich tussen de nieuwe Leiebrug, de bloemmolens, Ozonia en de Krekelstraat. Het is ook het verhaal van andere Belgische soldaten die te Kuurne gesneuveld zijn en van wie de naam gebeiteld staat op het Leiemonument.
8.00 uur:... In de vroege morgen, na vier uur marcheren waren we aangekomen in een dorp genaamd Kuurne. Het gaf een vriendelijke indruk. Onmiddellijk zetten de officieren ons aan het werk.
Op bevel van luitenant Stasse plaatsten wij ons dicht bij de brug aan de Leie. De luitenant zelf installeerde zich met zijn commandopost in een groep van een viertal huizen, samen met de groep van sergeant Neven.
De jongens van de D-batterij stelden zich op achter de huizen, van waar ze toch nog een goed zicht hadden op de Leie.
Naast mij lag de groep van adjudant Denijs en achter ons degenen van luitenant Vandresse.
We hielden ons schuil in een roggeveld en moesten ter plaatse afzonderlijke putten delven om ons te beschermen. Het lukte maar half met onze kleine veldschop. Ik vroeg daarom aan de sergeant de toelating om een grotere schop te mogen zoeken.
Ik kwam aan een herberg genaamd ``De Nieuwe Wereld". De bewoners waren nog thuis. De voorkamer (herberg) was bezet met tafels en stoelen.
Door de keukendeur kwam een gewichtige vrouw, ze was moeilijk ter been. (De herberg - Krekelstraat5 - was bewoond door Jan Pieter Waelkens - Leonie Collu. De dochter Madeleine is gehuwd met Florent Vercaemer) Ik vroeg haar of ze me soms een spade kon lenen. Jammer, ze verstond geen Frans...
Gelukkig kwam er een jonge dochter. Ik herhaalde mijn vraag... ik zou een grote schop willen en maakte bewegingen alsof ik de tuin wilde omspitten. Ze moest niet ver zoeken en kwam terug met een spade. Ik haalde mijn zakdoek boven om mijn zweet af te drogen. Toen ze deze vuile zakdoek zag, stelde ze me voor hem te wassen. Ik wilde juist weggaan toen een klein blond meisje de herberg binnenkwam. Het was ongeveer zeven of acht jaar: Het sprak me aan in zijn drollig dialect en wees naar de blinkende cijfers op mijn vest, de kentekens van het 12e Linieregiment.
Zonder verpinken trok ik ze af en gaf ze als " souvenir" aan het kind.
Ik trok met mijn spade terug naar het roggeveld. De sergeant maande ons aan om vlug alles in gereedheid te brengen. Hij ontving order dat onze artillerie zou pogen een aanval te doen en dat wij ons ondertussen goed moesten verschuilen omwille van de tegenreactie. Onze kanonnen zouden schieten tot op de overkant van de Leie, om het terrein aldaar onbruikbaar te maken voor de vijand.
Er waren nog maar enkele granaten gevallen, of we vernamen al dat ze op onze stellingen waren terechtgekomen. Enkele woningen in onze omgeving werden erdoor beschadigd. Korporaal Stevens, de man van de transmissie, zat verscholen in de bloemmolens, dicht bij de Leie, zag wat er gaande was en verwittigde onmiddellijk de batterij die moest stoppen met schieten.
De Engelsen kwamen nu over de brug van de Leie. Ze hadden goed materiaal, maar een belachelijke platte helm. Opeens begon mijn hart wat sneller te kloppen. Ik zag in de verte een dozijn soldaten afkomen.
Gelukkig,... het waren Belgen, onder geleide van sergeant Bottin. Onder hen herkende ik ook Drouget en Paquay.
De 3e lnfanterie Divisie, van Luitenant-Generaal Lozet, bezette de sector langs de Leie, van Kuune tot aan de sluizen van Ooigem. Ze was onderverdeeld als volgt: het 12e Linie in Kuurne, het 25e Linie te Bavikhove
en het 1ste Linie te Ooigem. Het hoofdkwartier te Ooigem was gevestigd op de hoeve J.D'Hoop-Veys, dat van Kuurne op de hoeve Yserbyt aan de Armstraat(Kon. Boudewijnstraat).
De zware artillerie stond opgesteld in de vroegere Groenestraat, achter de Brugsesteenweg. (De Groenestraat, nu Sint Pieterstraat)
Het 12e Linie, dat uit de richting Dentergem en Wakken was gekomen, had al bijna de helft van zijn manschappen verloren. Misschien waren ze maar met zo'n 2000. Ze werden over de sector versterkt door het eveneens uitgedunde 2e Regiment Grenswielrijders, dat vooral vanaf de Leiehoek, verder stroomafwaarts steun zou verlenen aan het 12e Linie. Koortsig hadden onze soldaten schuttersputten en verschansingen gegraven. Ze wachtten alleen nog op het nakende moment, bang maar bereid om zich tot het uiterste te verdedigen.
Donderdag 23 Mei 1940
(Vervolg Verhaal Soldaat Biron)
Geheel de nacht hoorden we gerammel van Engelse vrachtauto's van de 44 I.D. die over de Leiebrug passeerden. Men zei dat we hier de Duitsers moesten tegenhouden, om de Engelsen toe te laten te gaan uitrusten in Engeland. Ze zouden dan terugkomen om ons af te lossen. lk had mij platgelegd in mijn schuilplaats, maar de opkomende koelte van de vochtige grond deed mijn gehele lichaam rillen.
Omstreeks vier uur in de morgen kwam de luitenant ons zeggen dat we moesten opletten. Tussen 5.30 en 6.30 uur zouden de Engelsen de brug over de Leie laten springen. We moesten ons goed wegbergen in onze kuil en oppassen voor neervallende brokstukken.
Boem!!! Het maakte een hels geluid en de brokstukken vlogen overal in het rond. Het dynamiteren was maar half gelukt. Belgische genietroepen kwamen wat later het werk afmaken.
Aangezien de adjudant nog niet aangekomen was met voedsel zou ik zelf eens op uitkijk gaan. Ik ging in de richting van "De Nieuwe Wereld" en zag korporaal Pirotte! aan het venster, het machinegeweer in aanslag, richting Leie.
De eerste Duitser die zich toont is er aan... zei hij. We hebben de bewoners aangemaand om hier weg te gaan. Ze vroegen mij een beetje op hun woning te willen passen en... uw zakdoek hangt gewassen op het buffet.
Inderdaad en er lag nog een goed gesmeerde boterham bij. lk dacht, na de oorlog moet ik hier zeker die mensen komen bedanken.
Ondertussen kwam ook de sergeant met ons rantsoen. Je moet op de kerktoren van Harelbeke letten, zei de begeleider; ze gaan hem in de lucht laten vliegen.
Ik was nog bezig met mijn gedachten toen de toren al met donderend geweld in de lucht vloog. Het was elf uur in de morgen. Mijn vader vertelde mij altijd dat in de jaren twintig men een belasting moest betalen om de geleden oorlogsschade te kunnen herstellen. Maar de schade was allang hersteld en we moesten nog steeds betalen. Waarschijnlijk zal dat weer het geval zijn.
De middag passeerde en we moesten het opnieuw zonder eten stellen. Er liep ergens iets mank met de bevoorrading.
Opgelet! Kijk daar:... riep de sergeant. Aan de overkant van de Leie zag ik enkele Duitse soldaten-motocyclisten. Ze verwekten enige opschudding. Het waren verkenners die zich waarschijnlijk op de hoogte kwamen stellen van de toestand van de brug.
We mochten niet schieten, anders hadden wij onszelf verraden. We waren nog bezig met discussiëren, wanneer we de luitenant Stasse hoorden roepen... de D.B.T.!!
Aan de overkant van de Leie, ongeveer twintig meter links van waar de brug lag, zat een Duitse waarnemer:... een dakvenster was opgelicht. De sergeant gaf de coördinaten aan Bustin. Een granaat werd gelanceerd achter het betrokken huis, want daar was er waarschijnlijk al een samenscholing van vijandelijke soldaten.
De Duitsers begonnen nu terug te schieten. Onze voorposten lieten echter niet begaan, ze weerden zich lijk duivels.
Nu hoorden we het geratel van de machinegeweren losbarsten, ook onze mortierschutters leverden goed werk. Opeens vielen aan onze kant de eerste granaten. De aarde spatte omhoog... `t Was precies zoals in de oorlogsfilm "Van het westelijk front geen nieuws" .
Op handen en voeten was ik opnieuw tot aan de herberg gekropen. De korporaal Pirotte hield nog altijd de wacht achter zijn machinegeweer. Het vensterraam was al deels vernield door het geschut van de vijand. Wanneer Pirotte een schot loste, kreeg hij er dubbel zoveel terug. Uit nieuwsgierigheid loerde ik door het venster:. Ik had nog maar de rand van mijn helm laten zien of de kogels kletsten tegen de gevel van het huis.
In de kelder zat een klein groepje afgeloste soldaten, dicht bijeengekropen. Er was niets meer te drinken. Hoe kon het, in een herberg? Ook de waterkraan was afgesloten evenals de elektriciteit. Ik vroeg de sergeant of ik mocht gaan kijken in de andere herberg. Er was nog wel een café, maar die lag dichter bij de vijand, bijna tegen de brug die in de lucht was gevlogen. De herberg heette "De Vier Duikers". Ik heb die naam toen op een klein briefje geschreven, want ik wilde weten wat dat betekende.
Niemand durfde zich te roeren. Ze lagen allemaal diep teruggetrokken in hun schuilplaats.
In de herberg waren al de vensters kapot, maar het dak stond nog op het huis en dat gaf een veilig gevoel. In de kelder lagen hopen flessen bier... volle... wat een geluk. Ik nam een kleine voorraad mee, maar het moeilijkste was terugkeren naar mijn schuilplaats, zonder gezien te zijn.
De dag verliep verder met wat heen en weer schieten, maar rond acht uur in de avond werd het rustiger. `t ls nu dat we moeten opletten, zei de sergeant, ze zullen proberen de Leie over te steken. Aan weerskanten van de rivier werden lichtkogels afgeschoten. Het was een mooi schouwspel, ware het niet dat er oorlog was
Ondertussen hadden de Duitsers zich volledig in Harelbeke genesteld. Zij installeerden automatische wapens in de huizen en vooral op de zolders met uitzicht op de Leie. Een kabelballon, die als verkenner had dienstgedaan, werd binnengehaald. Zijn taak zat erop voor vandaag.
Voor de Kuurnenaren moest de hel nog beginnen, want in de vooravond werd burgemeester Constant Deylgat verwittigd dat de gehele bevolking, zonder uitzondering, de gemeente moest verlaten, om achterwaarts te trekken tot over de Mandel. Het bevel kwam van Luit-Generaal Lozet, de commandant van de 3e lnfanterie Divisie.
Tegen middernacht moest de gemeente ontruimd zijn. André Depypere uit de Kerkstraat, Juulke Bourgois, de veldwachters en nog enkele vrijwilligers reden onmiddellijk rond om de bevolking te waarschuwen. Het grootste deel van de inwoners gaf gevolg aan deze oproep, maar er waren er ook die twijfelden. Waar moesten ze naar toe?
Vanwege de oproep om Kuurne te ontruimen, namen de gebroeders Remi en Odiel Depypere, fietsenhandelaars uit de Kerkstraat de beslissing om samen met vrouw en kinderen naar Ardooie uit te wijken bij kennissen van Joris Meyfroidt. Vluchtelingen uit Leuven, die bij de familie Depypere logeerden zouden ook meetrekken.
In lzegem splitste de groep zich, op aanraden van de zoon Marcel die een kortere weg kende. Odiel Depypere zou met de overige familieleden Emelgem aandoen en vandaar richting Ardooie rijden.
Toen ze te Emelgem de vaartbrug wilden oversteken begonnen (waarschijnlijk) de Belgen de brug te beschieten. Een granaat kwam midden in de groep vluchtelingen terecht.
Daniel, zoon van Odiel en van Elisa Meyfroidt, 19 jaar, werd door een granaatscherf de buik opengereten. Zijn broer Alfons, 12 jaar, verloor een voet, Gaby, 15 jaar, was gekwetst aan de schouder, de andere broer Roger, 17 jaar, was licht getroffen door scherven.
Neef Michel, 17 jaar, die bij die groep gebleven was, werd gekwetst aan de rechterkant van het zitvlak. Ook de vader van de Leuvense fámilie (Antoine Neuhaert) was bij de gewonden. Ze werden in allerijl naar het ziekenhuis te lzegem vervoerd.
Om 23.00 uur is daar Daniel Depypere overleden. De jonge man was aspirant-Witte Pater. Te Kuurne deed het nieuws de ronde dat de familie Depypere was omgekomen.
Ondertussen was er vandaag ook weeral een Belgisch soldaat gesneuveld. Gerard Baekeland, 33 jaar, gehuwd in 1935 met Dina Van Compemolle uit de Harelbeeksestraat sneuvelde te Evergem, tijdens de veldslag rond het kanaal Gent-Temeuzen. Hij werd eerst maar op 4 juni teruggevonden. Hij was soldaat bij het 32e Linie Regiment.
Vrijdag 24 Mei 1940
(Vervolg Verhaal Soldaat Biron)
De nacht week traag voor de dag. Ik ging tot op de hoek van het roggeveld.
Het was helder klaar, want om de drie minuten werden fusees gelanceerd. Aan de overkant van de Leie hervatte ook het leven. De automatische geweren waren letterlijk in gang geschoten.
Tegen vijf uur kwam men ons bevoorraden, niet met de kost maar met granaten. Het was dan nog de verkeerde munitie. De jongens hadden water en bloed gezweet om tussen de kogelbuien in tot bij ons te geraken. Onze sergeant zou zelf eens gaan zien. Wij hadden hier alleen nog enkele geweren en pistolen.
Hij was nog maar pas vertrokken of de beschieting herbegon, maar nu heviger dan ooit. Het regende granaten. De huizen in de omgeving werden getroffen. Vlasschuren stonden weldra in lichterlaaie. De stank van brandend buskruit verspreidde zich over de hele Leievlakte. De granaten vielen op één lijn, niet ver van ons, dichter en dichter...
Naast onze put hoorde ík iemand schreien.. ``Heer, red ons -We gaan allen sterven." ... Houdt uw smoel, riep ik hem, dat dient alleen maar om de andere jongens nog meer te verontrusten.
We zouden nu alleszins geen eten meer krijgen, want een granaat was terecht gekomen in het huis waar de commandopost van onze batterij was ondergebracht. Ik zag onmiddellijk sergeant Neven weglopen, met de handen op de borst. Schelder en Disteque sleepten hem tot bij ons. En de anderen, vroegen we angstig? De adjudant Willaumez is dood.
We trokken vlug de jas van sergeant Neven uit, híj had hevig bloedverlies. Ik zag dat de gewonde een witte gelaatskleur kreeg, maar hij deed nog een poging om naar ons te glimlachen.
De luitenant geraakte tot bij ons. We vroegen hoe het bij hem was.
Benevens zijn adjudant Willaumez was ook korporaal Pirotte gesneuveld, hij was gekwetst door machinegeweerkogels en wilde naar de achterste linie.
Drouget was gekomen om hem naar de infirmerie te dragen, maar op dat moment heeft een andere kogel Pirotie geveld.
Tussen het schieten door, kropen we, dicht tegen mekaar, langs het huizenblok.
Er zat niemand meer in de putten, ze waren allemaal gaan schuilen in de kelders van huizen, uitgezonderd de makkers Hecart en Heller die allebei zwaargekwetst waren aan het hoofd.
Heller wilde nog iets zeggen maar hij stikte in zijn bloed. Ik wilde hem wat te drinken geven, hem verzorgen... waarmee?... We hadden niets. Ik kon alleen de vliegen wegjagen die rond hem neerstreken.
We hadden nog maar een voet verzet of een kogelbui deed ons tegen de grond plakken. Onder het gefluit van de kogels kropen we verder. Nu begreep ik waarom de verplegers en die van de keuken niet naar hier durfden te komen.
We trachtten weer wat verder te geraken, het duurde lang. De luitenant had niet gedacht ons nog levend terug te zien. We vertelden hem dat wat verder de lijken lagen van Hecart en van Heller, de arme stakkerds. Hun laatste wens was, dat we nog het contact met de luitenant zouden tot stand brengen.Het was gelukt.
De granaten vielen weer zonder ophouden op één lijn, dan twee meter verder, dan opnieuw twee meter. Over enkele inslagen zou het onze beurt zijn.
De aardkluiten kletsten tegen onze helm en we werden bedekt met slijk. Eerst gingen we bijna sterven van de honger:, maar straks zouden we nog diarree krijgen van de angst. Ik beloofde iedere dag van mijn leven een rozenhoedje te zullen bidden!
Opeens bemerkte ik Hendricks die zich naar de achterste linie trachtte te begeven. Hij was gekwetst en zocht de infirmerie. Hij riep dat de sergeant Marechal dood was en Verrees ook en nog anderen. Wat verder kroop Bovy in de richting van de herberg. Hij was getroffen door een kogel, zijn been was zwaargekwetst. Terwijl híj verder strompelde werd hij ook in het andere been getroffen (Jozef Bovy, 20 jaar, overleed op 25.05.1940 en werd begraven op het kerkhof van Kuurne). Iedere keer dat hij zich verroerde vielen er schoten. Wij zaten daar zonder munitie en bok al 24 uren hadden we niets meer te eten gekregen.
Sergeant, kijk daar eens... riep Desteque!
Iedereen keek in de richting van de Leie en zag dat de Duítsers kleine opblaasbare gummibootjes op de Leie hadden neergezet. Ze waren met velen. Er werden staken geplant en ze kwamen af met planken om een loopbrug te bouwen.
We vroegen ons af wat we konden doen, toen juist luitenant Stasse, met enkele van zijn manschappen en zijn ordonnans Wahalter tot bij ons kwamen gekropen. Kom, zei hij, de D.B.T. is weldra omsingeld, we gaan trachten hier weg te geraken.
De gekwetste sergeant Neven, die zich niet meer kon bewegen, smeekte opdat we hem niet alleen zouden laten. ``Zo ik het niet overleef, zeg aan mijn vrouw..." Ik keerde me om en zei aan de sergeant dat hij zich niet ongerust hoefde te maken. De Duitsers zouden hem goed verzorgen, voor jou is de oorlog gedaan!
We sprongen uit onze schuilplaats en stelden ons in lijn gedekt op, de één na de andere... en hup... hup... in volgorde snelden we weg. Nog nooit in mijn leven had ik zo hard gerend. We hoorden de kogels langs ons fluiten.
We kwamen aan een veld dat afgesloten was met prikkeldraad en wat verder was er een weide. Opeens een geweldige slag en een lichtflits die me totaal verblindde. Toen ik me omdraaide zag ik drie kameraden die gesneuveld waren. Ik herkende Wahalter, die juist voor mij lag. Er waren ook gekwetsten bij.
Terwijl de beschieting herbegon, voelde ik dat mijn één been al bijna op de andere wereld was. Ik was ook gekwetst, gelukkig minder erg.
We staken de weide over en langs een kleine achtertuin geraakten we binnen in een huis. Er was hier geen levende ziel, de bewoners waren gevlucht, maar de koffiekan stond nog op de kachel. Aangezien de sleutel op de achterdeur stak, gingen we daar naar buiten. We zagen nu meer Belgische soldaten die zich verscholen hadden.
De Luitenant ging zich aanmelden bij de commandopost bij kolonel Yvan Gérard, een krijgsman die al in de oorlog 14-18 zijn strepen had verdiend.
-In de verte zagen we de Duitsers aankomen… we konden niets doen. Van achter een struik kwam majoor Gohy aangekropen: ‘haast je dat je wegkomt, ik zal je aftocht dekken..’ riep hij ons toe en hij plaatste zich achter zijn machinegeweer.
Hij moest het ons geen tweemaal zeggen. We dwarsten een straat en door de velden kwamen opnieuw aan een hoeve, de vroegere commandopost van de kolonel. Er was daar één soldaat, die vlug alles vernielde wat nog bruikbaar kon zijn voor de vijand. Hij zei ons dat de kolonel en zijn luitenant Coune met de sidecar samen waren weggereden om het vaandel van het 12de Linie in veiligheid te brengen. Ze hadden zich teruggetrokken tot in de school ‘De Kat’ langs de Brugsesteenweg.
We marcheerden nog enkele honderden meters verder tot aan het punt genaamd ‘De Stokerie’ waar we allemaal, met de resterende, per compagnie werden verzameld.
De dag van 24 mei 1940 aan de Leie te Kuurne, zal ik nooit vergeten!
Een stinkende rook dreef over Kuurne. Huizen en vlasschuren stonden in brand. Aan de Leieoevers hadden de Belgische soldaten schuilplaatsen gegraven, waarin ze zich hadden verweerd tot het uiterste. De Leiekant achter de Harelbeeksestraat was één slagveld. De tuinen en achtertuinen van de families Coucke, Carpentier, Vanoverbeke, Vanneste, Verstraete, Vandenberghe lagen bezaaid met gekwetste en gesneuvelde soldaten.
Kuurne leek een hel. De beschieting bereikte haar hoogtepunt om 11.00 uur en zou zonder ophouden voortduren tot 18.00 uur ’s avonds. In de late namiddag waren de eerste Duitse gelederen van de infanterieregimenten Erdmannsdorff en Bohnstedt er in geslaagd vanuit Harelbeke de Leie over te steken.
Uit het boek 'Kuurne tijdens W.O. II' Noël Bruneel